Lansbergen 

Zicht op 't verleden

Latere landbouwers

Inleveren paarden en karren

De Bataafse vrijheid vraagt offers van de burgers. Het is 22 juli 1799.

Vrijwilligers worden opgeroepen om zich als soldaat aan te melden en ontvangen  tien stuivers per dag voor dienst. Niemand biedt zich aan. 

Ter ondersteuning van het Franse leger en ter bescherming van de Bataafse Republiek worden per decreet paarden en karren gevorderd. De municipaliteit stuurt een bode langs de bouwlieden en komt tot de volgende lijst: 

Voor Kethel: 60 paarden en 32 wagens. Voor Spaland: 13 paarden en 7 wagens.

De hoogste inschrijving van Kethel is voor Cornelis van der Burg met 1 wagen en 3 paarden en voor Spaland is dat Hendrik Leenderszoon Lansbergen met 1 wagen en 4 paarden. De te vordere paarden worden door de nationale regering vergoed.

Tenslotte bepaalt een blinde loting bepaald wie aan de beurt is paarden en wagens in te leveren. Op 21 september 1799 komt de oproep om 2 wagens met elk 2 bespannen paarden (met de nodige tuigen en gereedschappen) en een voerman naar Haarlem te sturen. Jan van der Harg en Basitiaan van Eijk zijn de eerste om karren en paarden te leveren. Jacob van Schie is de volgende dag, 22  september 1799, gesommeerd om naar Haarlem te gaan met kar en paarden en dient dan ook een paard van de weduwe van Arij Droog mee te nemen. Hij maakt bezwaar met de woorden dat hij niet als eerste wil gaan!! Hoe dit verder is verlopen is de vraag.  

Kethelse weg betalen naar hoefslagen
De Schout neemt in 1805 het besluit de weg van het dorp Kethel naar Schiedam naar eigen inzicht met puin en koolas te voorzien en te onderhouden omdat de 

de standaard bedekking van zwarte aarde tot modderpoelen leiden in de herfst en winter. De schout en de gemeenteraad willen nu 61 gulden en 2 stuivers in rekening brengen bij Lansbergen. Dit is afwijkend van de bestaande keuren en de ‘gehoefslaagden’ van deze weg accepteren dit niet en Jacob Hendrikszoon Lansbergen spant een proces aan wat in z’n voordeel wordt beslist.

De andere ‘gehoefslaagden’ maken ook bezwaar omdat zij ook verwachten veel geld te moeten betalen voor deze bedekking van de weg.

Jacob Pieterszoon Lansbergen voor 5 hoefslagen, Jacob Berkel voor 7 hoefslagen, Jacob Hendrikszoon Lansbergen voor 7 hoefslagen, Dirk Borst voor de weduwe Jongste voor 4 hoefslagen en Jan Schouten, Pieter Delfgauw en Gerrit de Haas voor elk 1 hoefslag. 

Papsou

In de 19e eeuw gaan Lansbergen's ook boeren in Papsou. "Op 29 april 1872 vindt er door vader Adrianus (getrouwd met Trijntje) een koop en verkoop plaats van weiland, watering en weg in Hof van Delft. De begunstigde is zijn zoon Arnoldus Lansbergen Arijszoon wonende Hof van Delft."